zaterdag 20 januari 2024

Komt dat zien op de tentoonstelling

Een Wereldtentoonstelling in Amsterdam, wie had dat gedacht? Nou eigenlijk staat deze tentoonstelling – die officieel de vreselijke naam ‘Internationale, Koloniale en Uitvoerhandel Tentoonstelling’ kreeg – ook niet in het officiële rijtje wereldtentoonstellingen. Dat is misschien maar goed ook.

De indrukwekkende toegangspoort van de tentoonstelling
[Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons]

Al vanaf het begin was er gesteggel over de kosten en het draagvlak. Nederland was in de 19e eeuw geen industriële grootmacht, en daar ging op wereldtentoonstellingen toch de meeste aandacht naar uit. Dus werden in dit geval andere keuzes gemaakt, waarover straks meer.

Een overzicht van het tentoonstellingsterrein met links de enorme hoofdingang, daarachter het uit loodsen bestaande hoofdgebouw en rechts het park met diverse gebouwen en attracties
[Johan Conrad Greive jr., publiek domein, via Wikimedia Commons]

Als locatie voor de tentoonstelling werd het 22 hectare grote terrein achter het nieuwe Rijksmuseum aangewezen. Er verrees een reusachtige toegangspoort die ik in De weg naar Rose Cottage beschrijf:
De enorme toegangspoort met twee marmeren torens, minstens zo groot als die van het Rijksmuseum, deed Ryans adem stokken. Allemensen, wat een bouwwerk! De torens leken door kolossale olifanten te worden gedragen en ertussen was een groot rood doek gespannen, als een soort Oosterse sjaal of een bedoeïenentent. Als hij omhoog tuurde, kon hij afbeeldingen van exotische dieren op de torens zien en de bovenzijde deed hem aan hindoetempels in India denken – maar toch niet helemaal. Als dit een indicatie gaf van alles wat er op de tentoonstelling te bezichtigen viel… (uit hoofdstuk 22)

Bij de ingang van de tentoonstelling
[J. Dosseray, publiek domein, via Wikimedia Commons]

Achter die poort lag het hoofdgebouw van een reeks enorme loodsen waarin de inzendingen uit 28 verschillende landen werden tentoongesteld. België had zich ingespannen met bronzen beelden, fraaie tapijten en kantklosserij. Bij de Chinezen zag je prachtige zijde en een deftig Chinees woonhuis. Ryan is in De weg naar Rose Cottage niet de enige die de Engelse inzending nogal beperkt vindt. Er was dan ook geen steun of subsidie van de Britse regering geweest. En wat hij van de Nederlandse afdeling vindt, komt ook niet uit de lucht vallen. Een verslaggever van architectenblad de Opmerker schreef: 
‘Het lijkt hier wel alsof wij Nederlanders niets doen dan kaas eten, jenever drinken en sigaren roken.’

 

De galerij van het hoofdgebouw op de tentoonstelling
[Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons]

Natuurlijk maakte dit alles indruk op het publiek, maar met name op het internationale zakenleven, specialisten en de uitgenodigde hoogwaardigheidsbekleders. Voor de ‘gewone’ bezoekers, waaronder ook Daisy en Ryan vallen, was het naast dit hoofdgebouw aangelegde park veel leuker. Daar waren verschillende paviljoens, een muziekkoepel, eetgelegenheden, kramen… Je zou kunnen zeggen dat het iets meer van een kermis weg had.

Restauratie op de Wereldtentoonstelling
[Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons]

Ook de pers had een eigen paviljoen waarin journalisten van over de hele wereld hartelijk werden ontvangen en hun werk konden doen, van zoveel mogelijk gemakken voorzien. Want natuurlijk hoopte men op positieve berichten in de buitenlandse kranten. De Yorkshire Post and Leeds Intelligencer schrijft: 
‘Amsterdam is, however, not at all a despicable place for those possessed of means enough to enjoy the opportunities of domestic comfort which it offers. Everything is scrupulously clean, and good service is rendered by servants and waiters at all the respectable hotels. The food is remarkably good, and generally served up in a cleanly and genteel fashion.’

Prent van diverse gebouwen op de Wereldtentoonstelling, in het midden het perspaviljoen
[Emrik & Binger, CC BY 4.0, via Wikimedia Commons]

Ten slotte komen we op het onderwerp waarmee Nederland meer indruk kon maken dan met industriële prestaties: producten en mensen uit de koloniën. En daar gingen mijn haren toch enigszins van overeind staan.

Er was een apart gebouw waarin o.a. koffie, thee en tabak werden getoond, maar ook verzamelingen vlinders, schelpen, vogels en vruchten. Behalve handelswaar en bijzondere objecten werden echter ook ménsen naar Nederland gehaald om te bezichtigen. Zij ‘leefden’ in een nagebouwde Oost-Indische kampong of een soort grote circustent.

Prent van de Oost-Indische kampong op de Wereldtentoonstelling
[Rijksmuseum, CC0, via Wikimedia Commons]

Ik houd mezelf voor dat dit een heel andere wereld was. En ook dat dit de enige manier was waarop veel mensen met vreemde culturen en ambachten in aanraking konden komen. Tenslotte was er nog geen televisie en boeken waren erg duur, zoals je ook in De weg naar Rose Cottage kunt lezen. Wat mij vooral tegenstaat, is dat men andere culturen vaak per definitie als minderwaardig beschouwde. Terwijl Ryan en Daisy in De weg naar Rose Cottage juist allebei op hun eigen manier moeten leren dat voor God ieder mens waardevol is!

Ik hoop dat ik die boodschap door hun woordenwisseling op de tentoonstelling duidelijk laat zien zonder helemaal voorbij te gaan aan de 19e-eeuwse zienswijze. Precies zoals Douglas tijdens hun bezoek met een goed compromis voor de dag komt...

Afbeelding van de gamelan met dansers uit de Paris Illustré
[foto uit het boek Kermis van Koophandel van Ileen Montijn]

1 opmerking: