Oftewel: hoe een klein
narcisje Pasen beleeft…
Langzaam kwam de zon op
in de graftuin. Voorzichtig draaide ik mijn kopje naar het licht en probeerde
zoveel mogelijk warmte op te vangen. Hopelijk werd het een mooie dag, dat
konden we wel gebruiken nadat de afgelopen nacht zo rumoerig was geweest.
Gelukkig hadden ook de narcissen om mij heen de stampende soldatenvoeten
overleefd.
Ja, ons rustige bestaan
was ruw verstoord. Eerst door een begrafenis op vrijdag. Het rotsgraf was in
gebruik genomen, een grote steen was voor de ingang gerold. Soldaten
marcheerden door de tuin en hielden de wacht over een dode.
Maar afgelopen
nacht was alles veranderd. Nu het ochtend werd en het licht op het punt stond
de duisternis te verdrijven, was de steen weer teruggerold. Het graf was leeg,
de soldaten waren weg. Een rustige, vredige ochtend voor het groepje narcissen
in de graftuin.
Maar vrijwel direct
wist ik dat het niet zo zou zijn. Een sterke, zoete geur drong door tot de
tuin, enkele vrouwen liepen naar het graf. Het heerlijke aroma kwam uit een
kruikje. Ik begreep dat zij hun liefde en zorg wilden betonen aan de
gestorvene. Dat was heel vriendelijk van ze, maar het was niet langer nodig.
|
freelyphotos.com |
De vrouwen schrokken
van de weggerolde steen, ze ontdekten dat er niemand meer in het graf lag, en
halsoverkop renden ze de tuin weer uit. Het kruikje met olie plofte naast mij
op de grond en plette bijna een van mijn soortgenoten. Desondanks maakte de
zoete geur mij blij.
Het duurde niet lang
voordat er opnieuw mensen naar de graftuin kwamen. Ze liepen hard, want ik kon
het gedreun tot in mijn wortels voelen. Bij de aanblik van stampende sandalen
kromp ik ineen, maar ze raakten mij niet. Ze renden regelrecht naar het graf
met hun bezorgde blikken.
Waarom die zorgen?
vroeg ik me af. Was dit niet het beste nieuws dat ze konden krijgen? Het einde
van de dood? Nieuw leven? Denk niet dat die begrippen mij onbekend zijn. Het
kleine bolletje van de narcis stopt men diep in de zwarte aarde. Hoe groot is
de vreugde wanneer er in het voorjaar een prachtige, gele bloem opkomt!
Triomfantelijk, het gezicht naar de zon gericht, als winnaar!
De mannen vertrokken,
druk met elkaar discussiërend over de betekenis van een leeg graf. Ik wilde dat
ik het hen kon toeschreeuwen, dat ik hen kon overtuigen: Er is nieuw leven! De
dood heeft niet het laatste woord!
Er plofte opnieuw iets
naast mij neer, vrouwenhanden raapten het vergeten kruikje op. Ach, was een van
hen achtergebleven? Ze lag op haar knieën en het was duidelijk dat ze veel
verdriet had. Haar tranen vielen op de grond, ze begroef haar handen in het
zand. Haar schouders schokten.
‘Waarom huil je?’ vroeg
een vriendelijke stem, een eindje verderop. ‘Wie zoek je?’
Nou, als dat nog niet
duidelijk was in een graftuin met een leeg graf…
Maar mijn sarcasme
verdween toen de man een stap dichterbij kwam. Het was alsof de zon helderder
ging schijnen, alsof alles om mij heen werd verwarmd door zijn aanwezigheid.
De vrouw snifte en
veegde langs haar wangen. ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem
hebt neergelegd…’
Ah, ze dacht dat hij de
tuinman was. Ik schudde mijn kopje. Beslist niet! De tuinman was aardig, hoor.
Hij zorgde goed voor ons en behandelde ons met respect. Maar deze man… Het ging
veel verder dan goede zorgen. Ik voelde dat hij mij kende, dat hij precies wist
hoe ik in elkaar zat, tot het kleinste meeldraadje toe. Hoe ik was gegroeid uit
een klein bolletje onder de grond.
De man zei haar naam,
Maria, en ineens zag de vrouw het ook. Ze noemde hem haar meester en rende op hem
af.
|
pixabay.com |
Hij stak zijn handen
uit en ik zag de tekenen van marteling op zijn lichaam. Zware mishandeling, de
doodstraf. Deze man wist wat lijden was, hij kende pijn. Hij had de dood
meegemaakt, zoals een narcisbolletje dat in de grond wordt gestopt. Maar hij
wist ook dat het nodig was geweest om volle bloei mogelijk te maken.
De vrouw wist het nu
ook. Haar ogen sprankelden van vreugde, terwijl ze opkeek naar de man die haar
het geschenk had gegeven van een leven in volle bloei.
Allebei verlieten ze de
tuin. De zon stond inmiddels veel hoger aan de hemel. Ik hief mijn kopje en
verwelkomde haar warmte. Het was toch een stralende morgen geworden.