zondag 16 april 2017

Voor het open graf

Ik stond voor het open graf, de ingang een gapend, donker gat. Dat leek te passen bij al mijn gevoelens van verdriet en spijt. Het was afgelopen.

Mijn metgezel Nikodemus keek verwonderd om zich heen. ‘Dus deze olijfgaard is van jou, Josef?’

Ik knikte.

‘En jij hebt dit graf in de rotsen laten uithouwen… voor jezelf?’

Beschaamd haalde ik mijn schouders op. ‘Het leek een logische keuze. Vanaf mijn jongensjaren heb ik keihard gewerkt voor mijn positie en mijn vermogen. Ik wilde dat er na mijn dood iets zichtbaar zou blijven van wat ik heb bereikt.’

‘Dat gaat wel lukken, zou ik zeggen.’ Nikodemus was erg onder de indruk van de grootte en de weelde, maar over mijn rug ging een rilling. 

‘Is dat het waard?’ vroeg ik somber. ‘Al die jaren was ik bezig om in hoog aanzien te komen bij de Joden én de Romeinen, om fortuin te maken… En het leven is maar zo kort.’

Slechts enkele uren geleden waren we daarvan getuige geweest toen een onschuldige man werd gekruisigd. Er sprongen tranen in mijn ogen. 

Nikodemus klopte troostend op mijn schouder. ‘Jij gelooft het ook, hè? Deze Jezus was Gods Zoon.’

‘En wij hebben hem laten doden.’ De tranen lieten zich niet meer tegenhouden, maar daar schaamde ik me niet voor. Nee, het enige wat ik verschrikkelijk vond, was dat ik het nu pas durfde toegeven. Hier, in mijn eigen graftuin met Nikodemus. Met mijn collega – evenals ik lid van de Hoge Raad – van wie ik niet had geweten dat hij Jezus’ volgeling was. Zoals hij dat niet van mij had geweten. 

Het leven is maar zo kort, dacht ik opnieuw, en we hadden zoveel tijd verspild. De zon, die was teruggekeerd na de angstaanjagende duisternis van zopas, stond steeds lager. We moesten voortmaken.



‘Luister,’ zei ik, Nikodemus bij het graf vandaan leidend. ‘Ik ga naar Pilatus en vraag hem om het lichaam. Daarna heb ik je hulp nodig om hem hier te begraven.’

‘Weet je het zeker?’ Nikodemus keek me scherp aan. Natuurlijk begreep ik wat hij bedoelde. Nu wel, Josef? Durven we er nu wel voor uit te komen dat we in Jezus geloven?

‘Hij verdient een goede begrafenis. Het is alles wat we nu nog voor hem kunnen doen.’

En na alles wat hij had ondergaan, leek dat bar weinig. 

***

Ik stond voor het open graf dat niet langer leeg was. Een paar vrouwen die Jezus volgden waren met Nikodemus en mij meegekomen. Enkele knechten rolden een steen voor de ingang. Definitief. Afgesloten.

Toch zag ik nog steeds het lichaam. Zijn rug vurig rood door de zweepslagen. Zijn lippen gebarsten, zijn gezicht gehavend. De gaten waar de spijkers door waren geslagen.

Mijn vingers trilden toen we hem met balsem in linnen wikkelden. Zijn bloed aan mijn handen. Zijn lichaam in mijn graf. Niets was meer hetzelfde.

Was het nog maar gisteren dat een bezoek aan Pontius Pilatus me met trots zou hebben vervuld? Alleen mensen die ertoe deden, hadden toegang tot de machthebbers. Maar dat was voordat ik getuige was geweest van de pijn en de dood van Gods Zoon. Alles wat er nu nog toe deed, was wat ik voor hem kon doen. En daarvoor was ik te laat, ik had te veel tijd verspild.

De sabbat, de rustdag, kwam en ging in stilte. Een stilte die steeds beklemmender aanvoelde. Al die tijd had ik gezwegen, was ik bang geweest voor wat ik zou verliezen als ik mijn overtuiging liet horen. Daarom was ik stil toen Jezus onderrichtte en terechtwees, en beloften voor de toekomst deed die veel meer waard waren dan mijn fortuin. Toen de leiders van mijn volk hem beschuldigden en zwart maakten waar ik bij stond, hem arresteerden, hem martelden... Toen Jezus ook stil was, in plaats van terug te vechten. Toen hij de straf vrijwillig onderging en uiteindelijk stierf.

Ik kon niet langer zwijgen, en daarom zocht ik de volgende dag zijn leerlingen op. Jezus’ dood had me geleerd te kiezen, en te staan voor wat ik geloofde.

Nauwelijks had ik  in hun huis mijn mond open gedaan om te zeggen wie ik was – hoewel ze dat waarschijnlijk wel wisten – of de deur werd met kracht opengezwaaid. Het was één van de vrouwen die de begrafenis hadden bijgewoond. Op haar gezicht was een overweldigende en verbijsterende blijdschap te lezen, die een schril contrast vormde met mijn eigen droefheid.

In vijf simpele woorden vatte ze haar vreugde samen: ‘Ik heb de Heer gezien!’

***

Opnieuw sta ik voor het open graf. De steen is weggerold, de ingang een gapend, donker gat. Om mij heen is het echter licht. Stralend licht, passend bij hoe ik me voel.

Jezus leeft. Hij heeft me hoop gegeven en de kans om nieuwe keuzes te maken.

Ook ik leef nu. Mijn angst heeft plaats gemaakt voor vertrouwen.

Jezus’ woorden klinken weer in mijn gedachten: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Al voordat ik besefte dat ik het nodig had, ontving ik zijn genade.


Afbeeldingen: www.LumoProject.com
  

2 opmerkingen: